Verslag Bondsvergadering Badminton Nederland
Er is een conceptversie van het verslag van de bondsvergadering van afgelopen februari gepubliceerd, met daarin de besluitenlijst. We lezen dat er € 20.000 is gereserveerd voor de bodemprocedure, dat het ledental per 31 december nog maar 47.358 bedroeg en dat de bond goede sier maakt met de prestaties van 'de vier'.
1. Mededelingen Bondsbestuur Bondsvoorzitter Rob Ridder geeft een beknopte toelichting op de stand van zaken. Voorlopig resultaat 2010 » Het voorlopig resultaat is nog niet beschikbaar; verwachting is dat 2010 zal worden afgesloten met een klein overschot. » Het ledental over het gehele jaar 2010 bedraagt 59.242; het ledental per 31 december bedraagt 47.358. Ten opzichte van 2009 is het aantal leden gedaald met 2.300. Stand van zaken bodemprocedure » In het voorjaar van 2010 heeft een kort geding gediend. » In juni jl. is een bodemprocedure aangespannen waar Badminton Nederland een reactie op heeft mogen geven. » Op de reactie van Badminton Nederland is een reactie van de aanklagende partij gekomen, waarop Badminton Nederland opnieuw een reactie heeft mogen geven, welke januari jl. is ingediend. » Voorts is het voor partijen nog mogelijk om in een bijeenkomst mondeling te reageren op datgene dat aanhangig is. Hierover is nog geen duidelijkheid gegeven door de Rechtbank. De heer Wilbers informeert, gelet op genoemde ontwikkelingen, in hoeverre de € 20.000 die voor de bodemprocedure gereserveerd is om de kosten te dekken, toereikend zal zijn. De heer Huisman informeert of Badminton Nederland een scenario voor handen heeft als de afloop van de bodemprocedure anders is dan verwacht. De heer Ridder licht met betrekking tot de financiële afwikkeling van de advocaatkosten toe, dat intern de afspraak is gemaakt dat deze niet in één keer worden afgeschreven, maar deze te activeren, wat betekent dat deze kosten over de duur van het contract zullen worden verwerkt (over 7 jaar verspreid een bepaald percentage ten laste van Topsport). Aangezien de procedure nog voortduurt kan er geen concrete uitspraak over de totale advocaatkosten gedaan worden. In reactie op de vraag van de heer Huisman geeft de heer Ridder aan, dat het nu bij de rechter ligt; om die reden is het zijns inziens niet verstandig om in deze vergadering in de openbaarheid te treden over wat de inzet en strategie van Badminton Nederland zal zijn als een mogelijk plan B aan de orde zal zijn. De heer Taconis wijst op een suggestie in een eerdere Bondsvergadering om een klankbordgroep te formeren namens de Bondsvergadering en informeert naar de rol van deze groep met betrekking tot deze procedure alsook in hoeverre er afstemming tussen de klankbordgroep en het bondsbestuur plaatsvindt. De heer Melein geeft aan dat de klankbordgroep regelmatig e-mailberichten vanuit het bondsbestuur ontvangt over de stand van zaken en geïnformeerd wordt over veranderingen in deze zaak. De heer Ridder wijst in het verlengde op de afspraak die met de klankbordgroep gemaakt is, dat zolang het in de rechtsgang zit, de klankbordgroep op de hoogte gehouden wordt van de rechtsgang, maar daarin verder niet actief betrokken wordt, omdat het op dit moment geen toegevoegde waarde levert in de procedure. De heer Veenstra informeert of er buiten dit officiële conflict, dat zichtbaar is voor het publiek, ook nog sprake is van een onofficieel conflict omtrent het sponsorcontract naar een grotere groep spelers waar nog onvrede heerst. De heer Ridder geeft aan dat er officieel met vijf spelers een conflict speelt dat valt onder de bodemprocedure; alle overige spelers van de nationale selecties hebben het spelerscontract met Badminton Nederland getekend. Topbadminton (highlights) » De fantastische prestatie die door Josephine Wentholt is geleverd op de Olympische jeugdspelen door zich te kwalificeren bij de laatste 8. » De overwinningen van Selena Piek / Jacco Arends en de prestaties van spelers die in diverse toernooien in het buitenland winst en/of een finaleplaats hebben behaald. » Het bereiken van een top-15 plaats voor het damesdubbel Lotte Jonathans / Paulien van Dooremalen. » De vier toppers blijven stabiel in de top-30 / top-40 positie op de wereldranglijst. Mevrouw Van Blokland constateert dat de bondsvoorzitter een aantal prestaties aanhaalt en daarbij vier topspelers noemt, terwijl in voorgaande sheet wordt aangegeven dat zij niet onder de vlag van de bond varen. Mevrouw Van Blokland is verbaasd over het feit dat op het ene moment afstand genomen wordt van deze spelers en zij op het andere moment als positief punt benoemd worden, terwijl er eigenlijk alleen maar op eigen kracht is deelgenomen aan de toernooien. Mevrouw Van Blokland meent dat Badminton Nederland deze verdiensten niet op haar conto zou moeten schrijven. Vertrek bondscoach Kim en invulling vacature De heer Ridder stelt dat er snel en adequaat te werk is gegaan rondom de invulling van de vacature die is ontstaan naar aanleiding van het vertrek van voormalig bondscoach Kim. Er hebben zich veel kandidaten aangemeld. Inmiddels is een shortlist met kwalitatief goede kandidaten opgesteld; verwachting is zeer binnenkort tot de aanstelling van een nieuwe bondscoach te kunnen overgaan. Voor wat betreft de financiering wordt toegelicht dat tot en met 2009 er één coach aan de top werd gesubsidieerd door NOC*NSF; richting NOC*NSF is nadrukkelijk aangedrongen op een tweede coach. Dit verzoek is gehonoreerd; inmiddels is tot en met 2012 de financiering van twee bondscoaches door NOC*NSF toegezegd. Mevrouw Van Blokland informeert naar de uiteindelijke reden van het vertrek van voormalig bondscoach Kim. Indruk van mevrouw Van Blokland is dat de spelers juist zeer content waren met Kim. De heer Van Dooremalen geeft aan dat de belangrijkste redenen was dat Kim niet tevreden was met de situatie dat hij veel uren moest maken en daardoor lange tijd uit Korea weg was. Hij heeft nu een overeenkomst gesloten in Zwitserland die hem meer ruimte geeft om naar Korea af te reizen. SBT (highlights) » De relatie SBT – Badminton Nederland is conform afspraak door een commissie onderzocht. » In deze vergadering zal op hoofdlijnen worden stilgestaan bij de bevindingen. » Er is overeenstemming met de SBT over de afwikkeling van de financiën in 2010. » De toekomstige samenwerking met de SBT is opgeschort: vanwege de financiële situatie waarin de SBT verkeert, kan zij op dit moment niet waarmaken, op eigen rekening en eigen risico toernooien en evenementen voor Badminton Nederland te organiseren. Hoofdlijnen conclusies en aanbevelingen onderzoek relatie Badminton Nederland - SBT De heer Ridder geeft in het verlengde een toelichting op de hoofdlijnen, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zoals dat is uitgevoerd naar de relatie Badminton Nederland – SBT. In de onderzoekscommissie waren vertegenwoordigd de heren Gerrits Jans (betrokken bij sport, in het verleden bij NOC*NSF en andere sportbonden), Van Voorthuijsen en Daams (beiden lid van Badminton Nederland). In het kader van het onderzoek is gesproken met bestuursleden van de SBT, bestuursleden van Badminton Nederland en de directeur van Badminton Nederland. De in de presentatie weergegeven hoofdlijnen beperken zich tot de conclusies en bevindingen gericht op Badminton Nederland. Het is aan de SBT om de aan haar gerichte aanbevelingen openbaar te maken. Onduidelijk is hoe de SBT tegen de resultaten aankijkt; de SBT heeft hierover richting Badminton Nederland nog geen reactie kenbaar gemaakt. Opdracht: » Onderzoek de oorzaken van de huidige financiële en organisatorische positie van SBT: hadden zaken kunnen worden voorkomen? » Hoe moet Badminton Nederland in de toekomst evenementen organiseren tegen minimale financiële risico’s en met behoud van kwaliteit en transparantie? Conclusies: » De communicatie tussen beide organisaties is volstrekt onvoldoende geweest, ondanks personele unie, in de zin dat een bestuurslid van Badminton Nederland ook vertegenwoordigd is in het bestuur van SBT, met daaraan toegevoegd de directeur van Badminton Nederland als ambtelijke secretaris. » Met name in de beginjaren van SBT, is er relatief weinig aandacht voor de instantie SBT. » Binnen de SBT was een slechte communicatie aanwezig. » SBT heeft het concept (met ICT middelen toernooien neerzetten) slecht vermarkt / verkocht. » Economische recessie heeft hard toegeslagen, in de zin dat het niet kunnen afsluiten van contracten met sponsoren eraan heeft bijgedragen dat de SBT niet meer onder het eigen risico / verantwoordelijkheid evenementen kan organiseren. » SBT dwaalt af van oorspronkelijke doelstelling nl. het organiseren van evenementen voor Badminton Nederland en daarmee het financieel risico voor Badminton Nederland beperkt houden. Het is meer een organisatie geworden die veel aandacht heeft voor het neerzetten van diensten ten behoeve van andere toernooien. Aanbevelingen: » Hernieuw de contacten met SBT. » Zorg voor een samenwerkingsprotocol zowel voor evenementen als voor het algemeen functioneren van de SBT. » Benoem een contactpersoon binnen het bestuur van Badminton Nederland voor contracten SBT en zorg voor een degelijke maandelijkse verslaglegging van de voortgang van evenementen, met daaraan gekoppeld een voor- en nacalculatie van evenementen en een evaluatie van elk evenement. » Vermijd het probleem van de vele petten (de heer Bakker als bestuurslid in zowel Badminton Nederland als SBT). » Bakker is perfect voor SBT, maar er zit een afbreukrisico in omdat SBT zonder Bakker niets voorstelt. » Zorg voor regelmatige financiële update. » Beleg het financiële risico voor evenementen in 2011 bij Badminton Nederland, opdat de SBT financieel orde op zaken kan stellen en zij mogelijkerwijs hernieuwde afspraken kunnen gaan maken voor 2012 en verder. » Informeer de leden over de huidige situatie en de te nemen maatregelen. » Evalueer halverwege 2011 de vooruitgang. De heer Ridder geeft aan dat hij zich kan voorstellen dat de vergadering zich mogelijk wat overvallen voelt door de presentatie, omdat deze vooraf niet was aangekondigd en heeft begrip voor het feit dat het gepresenteerde de nodige vragen zal oproepen. De heer Ridder benadrukt dat het bondsbestuur het rapport rond 20 januari heeft ontvangen en dat er bestuurlijk nog afstemming dient plaats te vinden over de wijze waarop inhoudelijk verder invulling gegeven dient te worden aan de aanbevelingen. Desalniettemin heeft het bestuur gemeend dat zij de vergadering de resultaten van het onderzoek niet wilde onthouden. De voorzitter stelt voor de vergadering de ruimte te geven om eerste reacties te ventileren. De heer Jongerden geeft aan dat voorgaande op hem de indruk achterlaat dat er een voorschot is genomen op de uitvoering van de aanbevelingen, immers de heer Bakker is geen voorzitter meer van de LCW. De heer Taconis maakt zijn ongenoegen kenbaar over de wijze waarop dit onderwerp nu naar voren gebracht wordt. De heer Taconis verzoekt de sheets uit te printen en deze aan de vergadering beschikbaar te stellen en na de koffiepauze gelegenheid te geven om er inhoudelijk op terug te komen. De heer Meijerink sluit zich aan bij het voorstel van de heer Taconis. De heer Veenstra interpreteert voorgaande als zijnde dat er feitelijk wordt aanbevolen dat heer Bakker uit het bestuur van Badminton Nederland zou moeten. De heer Huisman heeft eveneens behoefte om over voorgaande verder door te praten; zijns inziens zou het niet mogelijk moeten zijn dat de financiële risico’s voor 2011 volledig bij Badminton Nederland neergelegd worden. Indien dat wel het geval mocht zijn, dan heeft hij daar grote bezwaren bij. De heer Van Zundert heeft de indruk dat de SBT in het verleden puur op basis van financieel fiscaal risico opgericht is en Badminton Nederland daar geen invloed meer op kon uitoefenen, vanwege apart bestuur. Opmerkelijk is dat Badminton Nederland nu wel de financieel fiscale risico’s naar zich toetrekt. De voorzitter vraagt het bestuur in hoeverre zij op dit moment inzicht kan en wil geven in de vervolgstappen. De heer Ridder constateert enerzijds dat er behoefte is aan een korte time-out om voorgaande te laten bezinken; anderzijds is er een aantal concrete vragen gesteld die om beantwoording vragen. Bedoeling is in de volgende bestuursvergadering, die plaatsvindt op 14 februari, de aanbevelingen door te nemen en daarover besluiten te nemen. Feedback vanuit de vergadering daarin is welkom. De heer Taconis stelt dat de SBT enige jaren geleden is opgericht, mede door en met toestemming van de jaarvergadering en vraagt zich in dat kader af of besluitvorming over de aanbevelingen eigenstandig door het bondsbestuur van Badminton Nederland kan plaatsvinden. De vergadering wordt voor een kort moment geschorst. Voorafgaand aan de discussie wordt door de voorzitter benadrukt, dat het een informatief agendapunt betreft. Er is vooraf geen informatie ter beschikking gesteld waardoor een adequate voorbereiding op eventuele besluitvorming niet mogelijk was. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van het beleid en het organiseren van evenementen ligt bij het bestuur die dit dient uit te voeren binnen het beleidskader alsook het financiële kader zoals door de vergadering vastgesteld. De situatie die nu voorligt is dat de SBT op dit moment praktisch niet in staat is om de afspraak met betrekking tot het organiseren van evenementen binnen gestelde kaders en financiële randvoorwaarden in 2011 na te komen. De vraag en verantwoordelijkheid ligt bij het bestuur om een keuze te maken in het wel / niet organiseren van die evenementen. De vergadering kan desgewenst hiervoor tips aandragen. Andere vraag die voorligt is of de financiële consequenties al dan niet beheersbaar zijn. Verzoek aan het bestuur is hier een inschatting voor aan te geven, mede vanuit de verantwoordelijkheid van het bestuur om binnen de begroting te blijven. De voorzitter benadrukt nogmaals het informatieve karakter van dit punt en de gelegenheid die de vergadering gegeven wordt om te reageren op voorstellen en standpunten van het bestuur. De heer Veenstra spreekt zijn ergernis uit over het schorsen van de vergadering, temeer omdat die tijd benut is om een "petit comité" van zelfbenoemde experts zich over het punt te laten buigen, waarvan de rest van de vergadering afzijdig is gehouden. De heer Veenstra geeft aan dat dit op hem enerzijds de indruk achterlaat dat hij op dit punt als afgevaardigde geen stem heeft in de Bondsvergadering; anderzijds laat dit op hem de indruk achter dat het "petit comité" kennelijk belanghebbende is in de zaak dan wel een dubbele pet op heeft. De heer Veenstra ziet geen belemmering om het punt plenair te bespreken. De voorzitter legt het bestuur de volgende vragen voor: » Is het juist dat de SBT de evenementen feitelijk niet meer in 2011 kan organiseren? » Ligt de verantwoordelijkheid voor die organisatie dan vervolgens bij Badminton Nederland en wat zijn hiervan de financiële consequenties? » Als er risico’s zijn, is er dan wellicht gekeken naar andere constructies om de risico’s af te schermen? De heer Ridder geeft aan dat de SBT verklaard heeft, dat zij onder eigen verantwoordelijkheid en onder eigen risico, geen evenementen kan organiseren in 2011, simpelweg omdat het hiervoor ontbreekt aan financiële middelen. Op de vraag of Badminton Nederland vervolgens automatisch het risico draagt voor die evenementen geeft de heer Ridder aan, dat het gaat om het EK waarvoor voorbereidingen reeds in gang waren gezet. De heer Ridder wijst op de uitgebreide voorcalculatie die, in samenspraak met de Financiële Commissie en penningmeester, is uitgevoerd om het EK op een zo gunstig mogelijke manier tegen zo laag mogelijke kosten te kunnen organiseren. Daarvan heeft Badminton Nederland de verantwoordelijkheid genomen om dat te doen. Afgezien is van de keuze om het EK terug te geven omdat dit meer kosten met zich zou meebrengen. Het NK is geen discussiepunt en moet worden georganiseerd. Het risico hiervan is op basis van de voor- en nacalculatie verantwoord en valt binnen de begroting. Voor wat betreft de Yonex Dutch Open NK in 2011 zal er op basis van voor- en nacalculatie al dan niet in overleg met de FC gehandeld worden en overleg plaatsvinden. Over het Yonex Dutch Junior en Yonex Dutch International zijn met betrokken verenigingen aparte contracten afgerond dan wel in ontwikkeling. De heer Ridder concludeert dat het bestuur meent voor 2011 een verantwoord risico te kunnen dragen en zal daarvan uiteraard verantwoording aan de jaarvergadering afleggen. De heer Van Voorthuijsen rectificeert dat er met de FC niet is gesproken over budgetten, risico’s etc. aangaande het EK. De heer Ridder spreekt hiervoor zijn excuses uit; zijn indruk was dat de heer Faassen dit met de FC had besproken. Dit dient dan alsnog te gebeuren . Actie opvoeren De heer Meijerink wijst erop dat in de a.s. Jaarvergadering nagenoeg allemaal nieuwe afgevaardigden aanwezig zullen zijn en stelt dat het in dat kader wellicht te overwegen is om voor die tijd een extra Bondsvergadering in te lassen. De heer Caro beluistert dat er gesproken wordt over verantwoorde risico’s en heeft behoefte aan informatie die deze risico’s onderbouwen. Daarnaast brengt de heer Caro naar voren, de diverse mails die de afgelopen maanden zijn langsgekomen van de heer Zijlstra. De heer Caro maakt uit deze mails op, dat toernooien zijn georganiseerd en in de toekomst georganiseerd zouden kunnen worden zonder dat Badminton Nederland daar enig risico in zou lopen. De heer Caro informeert in hoeverre het bericht klopt, dat het EK feitelijk niet teruggehaald had hoeven worden naar Badminton Nederland, omdat het financiële risico volledig afgedekt zou zijn. De heer Taconis geeft aan dat de reden dat om schorsing gevraagd is, te maken had met de voorgestelde route van besluitvorming en heeft de behoefte om daar kort over te reflecteren. Volgens de heer Taconis was er geenszins sprake van een besloten kring en stond het een ieder vrij om zich bij het gesprek aan te sluiten. De heer Taconis vervolgt, dat vanuit dit gesprek het voorstel naar voren is gekomen om tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur een overleg over de rapportage te organiseren om vervolgens in een extra ingelaste Bondsvergadering daarover tot besluitvorming te komen. Dit laatste om de Jaarvergadering van juni a.s. (die qua samenstelling vooral zal bestaan uit nieuwe afgevaardigden) inhoudelijk niet met deze materie te belasten. De voorzitter constateert dat in de behandeling van dit punt, een aantal malen uitspraken in de richting van nog niet gekozen afgevaardigden gedaan worden, in de zin dat zij niet in staat zouden zijn om bepaalde dossiers te beoordelen. De voorzitter geeft aan diskwalificatie in die richting niet op prijs te stellen. De voorzitter geeft aan zich nadrukkelijk te verzetten tegen uitspraken die dit gremium (door de verenigingen gekozen afgevaardigden) afdoen als zijnde dat zij in een nieuwe samenstelling niet meer in staat zou zijn om besluiten te nemen. De voorzitter verzoekt vertrouwen te hebben in de nieuwe samenstelling en stelt dat daar waar het gaat om kennisoverdracht, er met elkaar voor gezorgd dient te worden dat dit op een adequate manier plaatsvindt. Mevrouw Van Blokland geeft aan dat zij moeite heeft met de wijze waarop dit stevige onderwerp, als zijnde een mededeling gepresenteerd wordt aan de vergadering. Hoewel het bestuur pas onlangs kennis heeft kunnen nemen van het rapport, had zij zich ook kunnen realiseren dat presentatie in de bondsvergadering op deze wijze, tot veel vragen zou leiden. Het bestuur had wellicht kunnen overwegen eerder bij elkaar te komen om het rapport te bespreken om vervolgens in deze vergadering met een gedegen voorstel te kunnen komen. Mevrouw Van Blokland spreekt haar zorgen uit over de besluitvorming die straks op bestuursniveau buiten het zicht van de afgevaardigden plaatsvindt en waarvan later de rekening via de begroting gepresenteerd wordt in de vorm van overschrijding. Mevrouw Van Blokland ondersteunt het voorstel om na de bestuursvergadering van 14 februari a.s. een gesprek te organiseren tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur over datgene dat recht zou doen aan dit onderwerp om het vervolgens in een extra ingelaste Bondsvergadering met elkaar te bespreken. Mevrouw Van Blokland stelt dat de ontwikkeling door deze samenstelling in gang is gezet; in dat kader zou het op zijn plaats zijn om ook de afronding door dezelfde samenstelling te laten plaatsvinden. Advies is hier niet te lang mee te wachten. De heer Ridder geeft een toelichting op de achtergrond die heeft geleid tot de keuze om de conclusies en aanbevelingen uit het rapport op deze manier te presenteren. In de Jaarvergadering van juni 2010 is uitvoering van betreffend onderzoek reeds aangekondigd, waarvan de resultaten onlangs op 20 januari jl. aan het bestuur ter beschikking zijn gesteld. Het bestuur heeft gemeend transparant te willen zijn in het delen van deze informatie en zag dan ook geen belemmering om de vergadering de resultaten te onthouden. Zij heeft zich uiteraard gerealiseerd dat dit tot vragen zou leiden waarop zij wellicht nog geen antwoord zou kunnen geven. Met betrekking tot de behoefte van de vergadering om een werkgroep samen te stellen geeft de heer Ridder aan, dat het aan de vergadering en niet aan het bondsbestuur is om hierover een besluit te nemen. Kijkend naar het doel dat dit zou moeten dienen, dan zou het betrekking hebben op de organisatie van de Yonex Dutch Open en de mogelijke financiële risico’s voor Badminton Nederland. Vraag is of hiervoor een werkgroep samengesteld moet worden, temeer omdat de financiële commissie het orgaan is, die de vergadering in dat soort vraagstukken vertegenwoordigt. De vergadering wordt de afweging meegegeven óf volledig te vertrouwen op de FC: het financiële gedeelte rondom de Yonex Dutch Open alsook de haalbaarheid, wordt op basis van voor- en nacalculatie in overleg met de FC besproken; besluitvorming over het wel / niet terugtrekken van het toernooi vindt plaats in juni a.s. óf er wordt een werkgroep samengesteld die zich specifiek over dit onderwerp gaat buigen. In reactie op de vraag van de heer Caro, dat het EK feitelijk niet teruggehaald had moeten worden naar Badminton Nederland omdat het financiële risico niet volledig afgedekt zou zijn, geeft de heer Ridder aan, dat het toernooi niet is teruggehaald naar Badminton Nederland; Badminton Nederland is met de situatie geconfronteerd dat de SBT de verantwoordelijkheid en het financiële risico voor het organiseren van het toernooi niet wilde dragen. Benadrukt wordt dat dit losstaat van de discussie over de locatie van het toernooi en de bijdrage hierin van een provincie en gemeente. De bal lag bij Badminton Nederland om het toernooi terug te geven aan Badminton Europe en de consequentie van een eventuele schadepost te aanvaarden, dan wel te verkennen of een toernooi met een verantwoord risico georganiseerd kan worden. Eén van de aanbevelingen van het rapport geeft aan vooral door te gaan met het zoeken van mogelijkheden om het organiseren van evenementen bij de SBT neer te leggen dan wel als dat niet mogelijk is, dit neer te leggen bij een andere partij. Over de aanbevelingen met betrekking tot de heer Bakker en de interpretatie die hieraan door de heer Veenstra is gegeven, merkt de heer Ridder op, dat de aanbeveling van de commissie redelijk scherp is gesteld. Intern bestuur is hierover nog geen uitspraak gedaan; het wordt wel als bespreekpunt op de agenda van de bestuursvergadering opgevoerd. De heer Wilbers stelt vast dat het als afgevaardigden zeer lastig is om de situatie, daar waar het gaat om de financiële risico’s, op waarheid te beoordelen. Enerzijds wordt het signaal afgegeven dat alle financiën gedekt zijn; anderzijds komt het signaal naar voren dat er grote risico’s zijn. De heer Wilbers vraagt zich af waar deze tegenstrijdigheid vandaan komt. De heer Ridder geeft aan, dat zoals de begroting nu voorligt (organisatie van het EK in Amsterdam op basis van voorcalculatie), er rond een nulsituatie uitgekomen wordt. De heer Wilbers stelt dat het EK aanvankelijk in Groningen gepland was en wijst in dat kader op de toezegging van provincie en gemeente om een financiële bijdrage te leveren; deze vormde de basis voor de financiële haalbaarheid. De heer Wilbers vraagt hoe hij dit moet zien in het licht van de tegenstrijdige signalen die worden afgegeven. De heer Ridder verduidelijkt dat de discussie of de EK in Groningen gehouden zou moeten worden dan wel in Amsterdam, niet gaat over de financiële bijdrage die de gemeente / provincie Groningen zou leveren ten opzichte van Amsterdam. Amsterdam kwam pas in beeld nadat duidelijk werd dat de garanties op bijdrage vanuit provincie/stad Groningen op zich lieten wachten, en er bovendien geen geschikte speelzaal te vinden was in de stad Groningen. Nadat Amsterdam wel duidelijkheid gaf over financiële garanties en speelzaal kwam alsnog de officiële financiële toezegging uit Groningen in grootte vergelijkbaar aan die van Amsterdam, terwijl de zaal nog een probleem vormde. Nogmaals wordt benadrukt dat het feit dat Badminton Nederland het toernooi organiseert, puur is ingegeven vanuit de situatie dat de SBT het financiële risico niet wil dragen. In de voorcalculatie die nu gemaakt is, is getracht het toernooi zo scherp mogelijk te begroten, op basis van inkomsten van sponsoren en uitgaven van andere zaken. De SBT was niet bereid deze stap c.q. dat risico te dragen. Vanuit die hoedanigheid wordt het toernooi nu door Badminton Nederland georganiseerd. Dit staat geheel los van de discussie over de locatie. De voorzitter geeft aan terug te willen komen op de essentie van deze discussie: de positie van de SBT, de evaluatie daarvan en hoe daarmee verder te gaan. De voorzitter herhaalt zijn eerdere punt over de positie van Badminton Nederland in deze. Binnen Badminton Nederland gelden beleidslijnen en financiële kaders waarbinnen het bestuur beleid uitvoert en waarbinnen het bestuur verantwoordelijk is voor het uitvoeren en organiseren van evenementen. Met de verklaring van de SBT is feitelijk een beleidswijziging ontstaan, waar een oplossing voor gevonden dient te worden, in de richting van niets doen, of het toernooi door Badminton Nederland laten organiseren waarbij de financiële risico’s in acht dienen te worden genomen. Normaliter worden financiële risico’s doorgesproken met de FC. Indien de FC de financiële risico’s hoog acht dan is zij statutair gerechtigd om een vergadering bijeen te roepen. Voor nu betreft het een informatief punt, waarbij de vergadering gelegenheid is gegeven om reactie en commentaar richting het bestuur te geven. Vanuit de vergadering zijn twee voorstellen naar voren gekomen: 1) het organiseren van een gesprek tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur, om hierover van gedachten te wisselen 2) vóór juni a.s. een extra Bondsvergadering specifiek over dit onderwerp bijeen roepen. De heer Kortenaar adviseert de vergadering af te zien van het voorstel om een voorgesprek tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur te organiseren over hoe nu verder. Hoofdtaak van de vergadering / de afgevaardigden is het beleid van Badminton Nederland vast te stellen en het bestuur te controleren op de uitvoering van dat beleid. Voorbereiding van het beleid is een taak van het bestuur. Met de verklaring van SBT is een nieuwe situatie ontstaan ofwel, het beleid zoals dat er lag loopt vast. Wat nodig is, is een voorstel voor nieuw beleid hoe in de toekomst met deze toernooien om te gaan en de risico’s en financiële consequenties die daarin wel / niet acceptabel worden geacht. Dit is primair de taak van het bestuur. De beoordeling of die voorstellen solide zijn kan vooraf gebeuren door de FC en wordt zoals eerder aangegeven georganiseerd. Advies van de heer Kortenaar is om voor de zuiverheid, daarin geen afgevaardigden aan het werk te zetten. Afgevaardigden dienen vrij te zijn om beleidsvoorstellen van het bestuur te beoordelen en om de uitvoering daarvan te controleren. De heer Ridder geeft aan dat het bestuur de woorden van de heer Kortenaar onderschrijft. De vergadering heeft het bestuur aangesteld om te besturen. De verantwoordelijkheid van het bestuur is om binnen de begroting evenementen te organiseren dan wel te laten organiseren. Het bestuur zal daarin geen onverantwoorde risico’s nemen ten opzichte van de afgesproken begroting en zal dan ook elke stap die daarin genomen wordt, de FC raadplegen over voorgenomen uitgaven, risico’s. De heer Van Rijn kan zich eveneens vinden in de woorden van de heer Kortenaar, echter zou wel willen pleiten voor het beleggen van een extra Bondsvergadering in maart / april a.s. om het voorgenomen beleid van het bestuur te bespreken en een verdere lijn te kiezen in de uitwerking daarvan. De heer Ridder informeert wat de toegevoegde waarde is van het beleggen van een extra vergadering, als het bestuur vasthoudt aan de afspraken die zijn gemaakt nl. binnen de begroting evenementen organiseren. De voorzitter geeft aan de discussie te willen beperken tot besluitvorming over de twee voorstellen die gedaan zijn: 1) het organiseren van een gesprek tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur om hierover van gedachten te wisselen en 2) een extra Bondsvergadering vóór juni a.s. specifiek over dit onderwerp bijeen roepen. De heer Taconis geeft aan hij zijn aanvraag om een gesprek te organiseren tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur, bedoeld om het onderbuik gevoel bij sommige mensen weg te halen, wil intrekken. Wel hoopt de heer Taconis dat een extra Bondsvergadering kan plaatsvinden opdat afronding van dit onderwerp nog in de huidige setting kan plaatsvinden. Vanuit de vergadering wordt ondersteuning kenbaar gemaakt, om af te zien van een gesprek tussen een aantal afgevaardigden en het bestuur, waarmee dit voorstel wordt ingetrokken. Vervolgens wordt in stemming gebracht: organisatie van een extra Bondsvergadering vóór juni a.s. in de huidige samenstelling. Met totaal 10 stemmen tegen, 10 stemmen voor en 2 onthoudingen, wordt het voorstel zoals hiervoor geformuleerd en in stemming gebracht, verworpen. Presentatie positionering Badminton Nederland door Gerald Rensink Binden en boeien Huidige situatie is dat de bond normen, regels en kaders stelt, mensen opleidt, voorlicht en toernooien organiseert en dat er sprake is van ledenverlies. Kijkend naar de algemene trends van de sport, dan is badminton een relatief kleine sport; toch staat het badminton nog altijd in de top 15 van het totaal van de 70 Nederlandse sportbonden. De dreiging is wel – dit is overigens een meer maatschappelijke en sociale trend – een ledendaling, omdat veel individuele spelers geen lid willen worden van een vereniging of van een bond. Een missie en een visie geven houvast, brengen focus aan en geven richting aan alle activiteiten die met elkaar worden ondernomen. De missie is de zingeving: wat willen we, het waarom; in de visie draait het om wat er moet gebeuren en wat te bereiken. In de visie gaat het erom welke unieke positie in te nemen ten opzichte van de andere sporter. Analyses: Kijkend naar de dreigingen en het gevoel ‘zijn we met de juiste dingen bezig’, dan is er aanleiding om te verkennen of daar keuzes in te maken zijn en er een nieuw impuls aan gegeven kan worden. Er is veel waardering voor al het lopende werk. Dat verdient erkenning, want zonder vrijwilligers bestaat Badminton Nederland niet. Vanuit de missie - de positie van badminton sterken en het vergroten van de betekenis van badminton in de Nederlandse samenwerking; hoe meer mensen badmintonnen des te gezonder Nederland wordt - wordt een verbinding gezocht met alle Nederlandse badmintonners (zowel degene die lid zijn als degene die geen lid zijn). Badminton Nederland zou in het zakelijker zijn, efficiënter zijn en in het stellen van ambities meer pro-actief en regisserend moeten zijn, met de focus op verschillende competitievormen, toernooien maar ook op talentontwikkeling, topsport en op het binden van de individuele sporter / de badmintonner. Vraag is hoe dat te doen en welke strategie daarin te volgen. Strategie is het tij keren langs drie sporen: 1. Leden opnieuw binden: Doen door te sturen op tevredenheid, immers tevredenheid creëert draagvlak. Het betekent ook dat de bond kritisch naar zichzelf zou moeten kijken, keuzes zal moeten maken waardoor de focus komt te liggen op de echte kerntaken (competitie, opleidingen, topsport, belangenbehartiging) alsook de organisatie van het proces (kan het sneller, beter, effectiever) ten einde ruimte te scheppen voor andere activiteiten. 2. Ook de niet-leden boeien: meer sympathie voor badminton, meer sporters meer leden. Aanbod creëren voor de niet-leden die wel badmintonnen en bewerkstelligen dat zij ook positief zijn over de badmintonsport. Dit is een meer geleidelijk en lastiger proces. Het betekent nieuwe activiteiten verzinnen, mensen prikkelen en laten proeven om mee te doen om kennis te maken met de badmintonsport, bij voorkeur zo laagdrempelig mogelijk. De topsporters kunnen een enorme bijdrage leveren aan het enthousiasmeren en op die manier groter maken van de badmintonsport. Een idee / voorbeeld van een marketing gerelateerde activiteit die ontwikkeld zou kunnen worden is een ouder- / kindtoernooi met barbecue. 3. Werk maken van communicatie: hoe de sport, sporter, media aanspreken. Welke woorden kiezen om te gebruiken in de interne communicatie en welke woorden kiezen in de positionering naar buiten. Belangrijk is dat dit planmatig en stelselmatig gebeurt en dat potentieel uiteindelijk geleid en verleid wordt. Wie doet wat: » Het bestuur geeft de richting aan. » De werkorganisatie zorgt voor de inrichting en ontwikkeling van de verdere plannen: hoe het te organiseren en uit te rollen. » Met een klankbordgroep uit de bond / uit de vergaderingen nadenken over de bijdrage die van daaruit te leveren is. Plannen: » Ondernemingsplan omschrijft de ambitie. Vervolgens gaat het om de uitwerking, hoe dat te bereiken en hoe dat te organiseren (eerst op hoofdlijnen en vervolgens detailuitwerking). » Communicatieplan. » Wenkend perspectief: gaat om rolmodellen. Badminton a way of life = een gevoel dat alle communicatie- en marketingactiviteiten moet oproepen en op basis waarvan mensen bij het badminton willen horen. De heer Rensink staat open voor reacties. Verzoek is buiten de vergaderorde te reageren naar de heer Rensink en/of naar het bestuur, via de mail, telefoon, of door de heer Rensink aan te spreken. 2. Jaarplan 2011 De Bondsvergadering wordt gevraagd in te stemmen met het Jaarplan 2011. De heer Ridder verwijst naar punt 4. van het Jaarplan: Professionalisering Eredivisie is geen speerpunt meer, maar een doorlopend aandachtspunt. De heer Huisman geeft een mondelinge toelichting op de door hem ingediende schriftelijke vragen. De heer Huisman geeft aan dat zoals inmiddels bekend, hij het onderwerp topsport een zeer warm hart toedraagt en dat hij in de loop van de jaren zeer betrokken is geweest met het beleid rondom topsport. De heer Huisman maakt zich op dit punt ernstig zorgen omdat hij het gevoel heeft dat er een groot verschil in perceptie aanwezig is tussen datgene dat op het gebied van topsport leeft binnen het bondsbestuur en tussen de mensen in het land. De heer Huisman geeft aan dat dat voor hem aanleiding is geweest om het beleidsplan Topbadminton 2009-2012 en de daaruit voortvloeiende jaarplannen er nog eens op na te slaan en op basis daarvan vragen te formuleren. N.B. Voor de inhoud van deze toelichting wordt verwezen naar de uitgebreide notitie zoals gevoegd bij het verslag van deze vergadering. De heer Wilbers verwijst naar punt 2, Aanbod voor beginnende jeugdige spelers, waarin aangegeven wordt dat eind 2011 de Yonex Kids Games en de Opstartcompetitie een structureel deel van het Badminton Nederland aanbod in elke regio vormen, inclusief de begeleiding daarvan door een regionale coördinator. De heer Wilbers informeert of dit laatste reeds in gang is gezet, aangezien dit bij de regiomanager (nog) niet bekend is. Verder wordt er gesproken over een spelersvolgsysteem. De heer Wilbers informeert welk systeem het betreft. Onder punt 3. kwaliteit van het toernooicircuit wordt voorgesteld om het Satellite circuit in 2011 tot een kleiner maar hoogstaander circuit te maken door kwaliteitsverbeteringen aan te brengen. De heer Wilbers geeft aan dat hij het streven om de kwaliteit te verbeteren ondersteunt; hij kan zich echter niet vinden in de invulling die daaraan gegeven wordt. Beantwoording vragen naar aanleiding van het beleidsplan Topbadminton 2009-2012 en de uitwerking daarvan, (worden de doelstellingen voor deelname aan de Olympische Spelen gehaald) en vragen over de positie van vier spelers in aanloop naar Londen. De heer Ridder wijst op de heldere afspraken die gemaakt zijn tussen de technisch directeur, NOC*NSF en de vier spelers over de wijze waarop de spelers die kwalificatie gaan afdwingen, waarbij inzicht is gegeven in de te ondernemen stappen, deelname aan toernooien, trainingsprogramma, trainingslocatie etc. De afspraak is gemaakt dat de spelers binnen Papendal mee kunnen trainen en gebruik kunnen maken van de faciliteiten. Het is een samenspel tussen de technisch directeur, de vier spelers en NOC*NSF om dat programma zo goed mogelijk uit te stippelen. Op de vraag of er consequenties worden getrokken in de richting van de technisch directeur als de doelstelling (met vier spelers vertegenwoordigd zijn op de Olympische Spelen van 2012) niet gehaald wordt, geeft de heer Ridder aan, dat deze vraag op dit moment niet aan de orde is. Het bestuur gaat over het aanstellen van de werknemers en over het behalen van de doelstellingen. Op het moment dat doelstellingen niet gehaald worden zal er een gesprek tussen het bestuur en het technische kader plaatsvinden. In reactie op de vraag of het verantwoord is om financiële investeringen te doen voor een paar spelers die overblijven, geeft de heer Ridder aan dat dit het beleid is zoals ingezet. Badminton Nederland gelooft nog steeds in dat beleid en ziet vooralsnog geen reden om daarvan af te wijken. Beantwoording vragen naar aanleiding van het Jaarplan 2010, speerpunt Topbadminton en Talentontwikkeling (zijn er consequenties verbonden aan het Yonex contract als doelstellingen door Badminton Nederland niet worden gehaald). De heer Ridder licht toe dat conform het Yonex-contract er in 2012 ruimte is gemaakt voor een evaluatiemoment (na de Olympische Spelen 2012) over de geleverde prestaties door Badminton Nederland in het kader van dat contract. Beide partijen hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van dat evaluatiemoment De heer Van Voorthuijsen geeft aan dat hij heeft begrepen dat Yonex te allen tijde het contract kan opzeggen, zonder dat daar financiële consequenties voor Yonex aan verbonden zijn. Hij wenst nadere inzage. De heer Ridder zegt dit toe. Actie opvoeren De heer Ridder vervolgt de beantwoording. Vragen naar aanleiding van talentontwikkeling en de kosten voor de Academy’s: een aantal Academy’s wordt financieel gesteund vanuit de plaatselijke overheden, waarbij afspraken over de duur verschillen. Op het moment dat dit afloopt dient er voorzien te worden in een nieuwe afspraak. Hieraan zijn wel degelijk risico’s verbonden. Genoemd wordt de Academy in Den Haag waar extra trainingen worden verzorgd boven de normtrainingen, wat inhoudt dat er meer trainingen verzorgd worden tegen meer kosten. Deze kosten worden in belangrijke mate gefinancierd door de plaatselijke overheid. Als dat wegvalt dan zal op dat moment bezien moeten worden of die extra training doorgezet moet worden en onder welke voorwaarden, of dat er moet worden teruggegaan naar de norm binnen de Academy. De bijdrage van de ouders is afhankelijk van de bijdrage die vanuit de plaatselijke overheid geleverd wordt. De heer Ridder onderkent dat dit een lastig punt is en het bijna oneerlijk lijkt. Daar waar een Academy van de grond komt met weinig externe middelen is duidelijk dat de kosten vergelijkbaar zullen blijven; in andere regio’s blijken plaatselijke overheden veel meer te willen doen. Specifiek in Den Haag is de vraag over continuering van de externe bijdrage aan de orde. Daar zal naar een manier gezocht moeten worden om dat praktisch op te lossen. Het is geenszins de bedoeling van het bondsbestuur om de kosten direct bij de ouders neer te leggen. Vraag van de heer Wilbers over de Yonex Kidsgames en Opstartcompetitie en de begeleiding daarvan door een regionale coördinator. De heer Venekamp licht toe dat Badminton Nederland is gestart met de ontwikkeling van Yonex Kids Games en de Opstartcompetitie. Een jaar geleden is overleg opgestart met de regioteams en regiomanagers om geleidelijk aan de activiteiten structureel onder te brengen bij de regioteams. In nagenoeg alle regio’s is de organisatie opgepakt en in gang gezet door de regioteams. In Noord is dat nog niet gelukt. Reactie op de vraag om het Satellite circuit in 2011 tot een kleiner maar hoogstaander circuit te maken door kwaliteitsverbeteringen aan te brengen. De heer Ridder geeft aan dat beoogd wordt een kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen in het Satellite circuit omdat deze onvoldoende geacht wordt. Het onder 3. geformuleerde punt is overgenomen als resultaat van de onderhandelingen / het overleg dat heeft plaatsgevonden met de organisatoren van de Satellite circuits. Als die formulering niet juist is of niet wordt herkend, dan hebben de gezamenlijke verenigingen mogelijk een ander beeld dan datgene dat er nu ligt. De heer Ridder stelt voor dit in betreffend gremium (werkgroeporganisatie tussen LCW en Satellite circuit organisatoren) aan de orde te stellen. De heer Wilbers heeft vernomen dat de notulen die zijn opgesteld naar aanleiding van de vergadering van genoemd gremium, niet datgene weergeven dat besproken en besloten is. De heer Ridder stelt voor dat de LCW en de organiserende verenigingen nader kijken naar de formulering van de notulen. In het Jaarplan is de formulering overgenomen als resultaat van de onderlinge besprekingen. Mocht er twijfel over bestaan dan moet het terug naar de tekentafel. De heer Van Dooremalen geeft naar aanleiding van een vraag over het Spelers volgsysteem aan, dat hier inmiddels twee jaar aan gewerkt wordt. Inspanningen zijn gericht op het gebruik van Athletic Logic. De heer Huisman stelt naar aanleiding van voorgaande vast, dat » er geen NOC*NSF-gelden richting de spelers gaan die niet in het Papendal-circuit opgenomen zijn en proberen met eigen trainers een soort nevencircuit op te starten; » de bondsvoorzitter heeft gesteld dat hij op dit moment niet kan en wil beslissen over de consequenties aangaande de technisch directeur; » het opvallend is dat hij kennelijk de enige is die zich zorgen maakt over het verschil in perceptie tussen mensen in het land en op bestuurlijk niveau. De heer Huisman had verwacht dat er meer afgevaardigden zouden zijn die zich op dit punt ook eens zouden willen uitspreken. De heer Ridder geeft in reactie op de subsidie vanuit NOC*NSF aan, geen uitspraak te hebben gedaan op het punt dat er geen subsidiegelden gebruikt zouden worden voor de vier spelers. Zij kunnen namelijk gebruik maken van de trainingsvoorzieningen op Papendal. De heer Huisman heeft begrepen dat tussen NOC*NSF, de technisch directeur en de spelers afspraken gemaakt zijn. Vraag is vervolgens, als die spelers op een andere manier gaan trainen dan in het Papendal circuit, of daar geld voor beschikbaar is en of er dan ja / nee rechtstreeks NOC*NSF-gelden vloeien naar dat circuit. De heer Ridder geeft aan dat daar verder geen afspraken over gemaakt zijn, wat niet wil zeggen dat er wel / geen geld beschikbaar zou zijn. De conclusie van de heer Huisman dat er geen geld beschikbaar zou zijn voor de activiteiten van die vier spelers, is niet volledig juist. De heer Wilbers informeert of er als concrete actie, naar een kwaliteitsverbetering van de toernooien gekeken gaat worden alsook of er voorzien is / wordt in een plan hoe met de uitwerking van de onderdelen die genoemd worden in het Jaarplan om te gaan. De heer Van Dooremalen merkt naar aanleiding van het punt financiering van talenten op, dat dit ook voor het bestuur en technisch kader een zorg is. In een aantal plaatsen, is in afwijking van het basisplaatje uitbreiding mogelijk door externe financiering, bijv. door Olympische netwerken vanuit het verleden (Den Haag, Flevoland, Almere, Utrecht, Heereveen). Zorg is dat op een aantal plaatsen die financieringmogelijkheden, ook in facilitaire zin, terug zouden kunnen gaan, wat op dit moment in Den Haag wel degelijk aan de orde is (nog niet definitief). Met de gemeente Den Haag vindt reeds overleg plaats over hoe dit soort zaken te voorkomen. In dat kader heeft de stichting die daarmee bezig is en het beheer voert over de Badminton Academy ZH, terecht de stap genomen om ouders alvast in te lichten over datgene dat speelt en een reëel beeld te schetsen van de kant die het eventueel op zou kunnen gaan. Die richting is overigens niet wenselijk. Achter de schermen wordt hard gewerkt om het niet zover te laten komen. De heer Wilbers verwijst naar punt 6. van het Jaarplan: Structuur & Kwaliteit talentontwikkeling, waar hij uit opmaakt dat naar aanleiding van de uitbreiding van trainingen, de financiering moet worden gestroomlijnd. De heer Wilbers beluistert op basis van voorgaand commentaar, dat het te maken heeft met de externe financiering door lokale overheden en vraagt zich af waarom dat niet op die manier onder punt 6 is opgenomen. Als financiering een probleem zou zijn, dan zou het in het kader van het Jaarplan aannemelijk zijn dat er vooraf nagedacht is hoe daarmee om te gaan. Indruk van de heer Wilbers is dat er niet is voorzien in een doordacht alternatief. De heer Ridder stelt dat de ambitie is het aantal trainingen te verhogen, alsook de ambitie om daar een externe financier voor te vinden op de diverse Academy’s. Bij de ene Academy gaat dat makkelijker dan bij de andere Academy. Richting Den Haag wordt er dan ook hard aan gewerkt om die financiering rond te krijgen. De heer Ridder benadrukt dat het een ambitie betreft die als speerpunt is neergelegd, wat niet wil zeggen dat het ook kan worden waargemaakt (bijv. door bezuinigingsronde bij een gemeente). In 2012 kan pas uitspraak worden gedaan over het daadwerkelijk behalen van die doelstellingen. De heer Ridder geeft aan dat de lijn en uitdaging is om door middel van externe financiering te zorgen dat trainingen kunnen worden uitgebreid. Het jaar zal het leren of dat ook zal gaan lukken. Er is geen plan B. De heer Wilbers stelt dat hoe dan ook de vraag hiermee nog niet is beantwoord waarom er in het Jaarplan een andere formulering is opgenomen onder punt 6, dan nu wordt toegelicht. De voorzitter beluistert een spanningsveld op het punt dat enerzijds in het Jaarplan de ambitie aangegeven wordt om het aantal trainingen uit te breiden, wat geld kost; anderzijds speelt de discussie dat een teruggang in de externe gelden te verwachten zou zijn. De voorzitter ondersteunt dat dit niet scherp in het Jaarplan naar voren komt. Ten aanzien van het punt over de kwaliteitsverbetering / Satellite circuit is de constatering dat er kennelijk ruis is ontstaan tussen zender en ontvanger voor wat betreft de notulen rondom de afspraken Satellite circuit. Verzoek aan de LCW en de verenigingen is om de inhoud van de notulen te beoordelen op juistheid. Actie opvoeren De voorzitter constateert dat er geen behoefte is aan stemming waarmee het Jaarplan 2011 is goedgekeurd. De vergadering wordt kort onderbroken voor de lunch. 3. Project recreantenbeleid Voor ligt het resultaat van de toezegging van het bestuur in de Jaarvergadering 2010 om een Plan van aanpak Recreantenbeleid te presenteren. Hiertoe is een projectgroep ingesteld, bestaande uit een aantal afgevaardigden en medewerkers van het bondsbureau, die de afgelopen maanden hard gewerkt heeft aan een notitie waarin een visie op de recreant, het te voeren beleid en concrete acties geformuleerd zijn. De vergadering wordt gevraagd of zij kan instemmen met deze denkrichting opdat deze ten behoeve van de volgende vergadering tot een nadere financiële uitwerking gebracht kan worden. De heer Ridder geeft namens het bestuur aan dat er geen opmerkingen zijn en dat het bestuur derhalve instemt met de notitie. De heer Jongerden stelt voor de term “amateurs” te gebruiken, in plaats van de term “recreanten”. De heer Van Rijn heeft juist bezwaar tegen de term “amateurs” omdat het in de betekenis die algemeen gebruikt wordt, vaak negatief geïnterpreteerd wordt, waarmee het tegendeel bereikt wordt. De term “recreant” is al lang in gebruik, men is er aan gewend en men heeft er geen moeite mee. Recreanten kunnen heel sterk spelen en hoeven nl. geen amateurs te zijn. De heer Van Rijn adviseert de term “recreanten” aan te houden. De heer Ridder stelt voor dit punt mee te nemen in het positioneringsvraagstuk, marketing en communicatie. Vanuit de vergadering worden complimenten over de inhoud van de notitie uitgesproken. De vergadering stemt in met de in de notitie gepresenteerde denkrichting en ziet met belangstelling uit naar de nadere financiële uitwerking in de Jaarvergadering van 2011. 4. Project contributiesystematiek Met de Bondsvergadering is afgesproken dat per 2012 de maatregel van bevroren contributie zal worden afgeschaft en wordt vervangen door een nieuw contributiestelsel. In voorliggende notitie van het projectteam contributiesystematiek, wordt een aantal verbetermogelijkheden genoemd, als basis voor de discussie over de uitgangspunten van een nieuw contributiestelsel. Het resultaat van deze discussie vormt input voor het definitieve voorstel dat in de Jaarvergadering 2011 gepresenteerd zal worden. De heer Van Rijn geeft aan dat zijn vereniging de voorkeur geeft aan het handhaven van de huidige situatie. De recreant zal naar verwachting van die paar Euro extra niet wijzer worden; wel kan het zo zijn dat de competitiespelers, omdat zij toch al extra betalen, er meer problemen mee hebben, wat zelfs bij verenigingen tot een splitsing zou kunnen leiden. Daarnaast is de vraag wat de extra kosten worden, hoe ver te differentiëren (splitsen naar recreanten (junior en senior) en competitiespelers (junior en senior) of competitiespelers verder opsplitsen in de regio (landelijk en topsport) en hoe dit administratief te verwerken als daarin tussentijds wijzigingen optreden. Naar de mening van de heer Van Rijn wordt met de differentiatie een hoop administratieve rompslomp gecreëerd waarvan nog niet is aangetoond dat dit daadwerkelijk meer leden zal opleveren; naar inschatting wel extra kosten. De heer Meijerink verwijst naar pagina 4, tabel contributie en ledentallen 2000-2011. De heer Meijerink stelt dat het ledental al een aantal jaren gestaag terugholt; hij is er dit keer wat verder in gedoken om te achterhalen hoe het grote verschil tussen 31 december 2007 en 31 december 2010 is ontstaan. Analyse heeft opgeleverd dat er bij district Noord-Holland een terugval in het aantal leden naar voren komt van 6.970 naar 4.346 leden in het jaar 2007. In het jaar daarop komen er in het zelfde district ruim 2.000 leden bij. Daarbij is er in de jaren 2009, 2010, 2011 voor gekozen dat voor 125 verenigingen 105% betaald zou worden van de contributie over 2007. De heer Meijerink verzoekt meer inzicht en achtergrond te geven omtrent het verschil. De heer Caro geeft aan dat hij zich kan vinden in voorliggende notitie alsook in het uitgangspunt budgettair neutraal. De heer Caro informeert, of er wordt voorzien in een nadere detailuitwerking alsook of deze aan de regio-overleggen voorgelegd wordt. De heer Venekamp geeft aan dat in tegenstelling tot datgene dat binnen de vereniging van de heer Van Rijn ervaren wordt, het bondsbureau zeer veel voorbeelden aangedragen krijgt van verenigingen in het land en tijdens regioverenigingen, met beklag over de financiële bijdrage van recreanten aan de bond. Het idee van een contributiewijziging is een nieuwe verdeling van lasten; uiteindelijk kan de vereniging bepalen hoe deze door te belasten. De vraag van de heer Meijerink wordt uitgezocht. Actie opvoeren In reactie op de vraag van de heer Caro geeft de heer Venekamp aan, dat op basis van het oordeel van de vergadering over de uitgangspunten, de volgende stap zal zijn een overleg met de regiovergaderingen die gepland zijn in maart 2011. Ten aanzien van de vraag over het detailniveau van het systeem geeft de heer Ridder aan, dat dit nog niet specifiek is uitgewerkt. Insteek is dit evenals de inbreng van de heer Van Rijn mee te nemen en te laten landen in de regiovergaderingen en de feedback daaruit mee te nemen richting een finaal voorstel. De heer Van Rijn verzoekt om een inschatting van de extra administratieve kosten die het gedifferentieerde systeem met zich zouden meebrengen. De heer Venekamp stelt dat dit uiteraard een belangrijk aspect is, echter dit zal op een handige manier opgelost moeten worden. Terecht is de opmerking dat met het specificeren in allerlei categorieën rekening gehouden zal moeten worden met eventuele noodzakelijke systeemtechnische aanpassingen die extra kosten met zich zouden kunnen meebrengen. De voorzitter constateert dat de vergadering instemt met de denkrichting alsook met de geformuleerde uitgangspunten en dat er geen behoefte is aan stemming. 5. Reglementswijzigingen 5.1 Wijziging Algemeen Reglement 5.1.1 Wijziging Hoofdstuk III, artikel 9, nieuw lid 4 De op pagina 1 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.2 Wijziging Algemeen Wedstrijd Reglement 5.2.1 Wijziging Hoofdstuk I, artikel 1 De op pagina 2 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.2.2 Wijziging Hoofdstuk I, artikel 2 De op pagina 2 en 3 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.2.3 Wijziging Hoofdstuk II, artikel 4, lid 1 sub c De op pagina 3 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.2.4 Wijziging Hoofdstuk VI, artikel 1 en 2 De op pagina 3 en 4 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.3 Wijziging Bondscompetitiereglement 5.3.1 Wijziging Hoofdstuk I, artikel 2, lid 2 sub c en f De op pagina 6 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.3.2 Wijziging Hoofdstuk II, artikel 9, lid 2 sub a Het door Badminton Nederland beschikbaar gestelde e-mailadres is toegevoegd aan de informatie die de LCW ten minste vijf werkdagen voor aanvang van de Bondscompetitie per rondschrijven rondstuurt. De op pagina 6 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.3.3 Wijziging Hoofdstuk II, artikel 10, lid 1, 2 en 6 Het voorstel is om het artikel over de competitiecombinatie in lijn te brengen met waarvoor deze ooit bedoeld, namelijk de eerste teams van verenigingen die uitkomen in de hoogste twee divisies van de Bondscompetitie. Reeds bestaande competitiecombinaties blijven bestaan totdat de betreffende verenigingen aangeven deze op te heffen. Met betrekking tot deze voorgestelde wijziging wordt verwezen naar het ingebrachte amendement van de heer Wilbers in samenwerking met anderen. Het komt erop neer dat het in het verleden mogelijk was om een competitiecombinatie te vormen; met de voorgestelde wijziging wordt die mogelijkheid ingeperkt tot de hoogste twee divisies. Met het amendement wordt ervoor gepleit om het breder toe te staan en zelfs uit te breiden naar de regio. De vergadering wordt de vraag voorgelegd aan te geven hoe zij aankijkt tegen het voorstel. De heer Ridder geeft aan dat de regeling oorspronkelijk bedoeld was, op voorstel van de heer Huisman, om de competitiecombinatie te vormen op het hoogste niveau (Eerste en Ere Divisie). Gesteld kan worden dat die regeling door zijn algemene tekstuele formulering niet gebruikt wordt zoals die oorspronkelijk bedoeld was. Het is namelijk op alle bondscompetitieniveaus mogelijk competitiecombinaties te vormen. Het voorstel zoals het er ligt, is mede bedoeld om de administratie te ontlasten, omdat de competitiecombinatie extra werk oplevert, bijvoorbeeld door controle van invallers. Vraag aan de vergadering is of het gewenst is om het oorspronkelijke idee te reactiveren dan wel verder te gaan dan de Eerste en Ere Divisie; vervolgens is de vraag of het amendement inhoudelijk juist is en integraal kan worden overgenomen. De heer Huiden geeft aan het te willen toestaan voor / te beperken tot de twee / drie hoogste divisies en is er geen voorstander van om te veel uitzonderingen te maken. De heer Wilbers stelt dat het een simpele kans is om meer mensen competitie te laten spelen. Mogelijk zouden er meer verschillende combinaties gevormd willen worden, echter doordat dit reglementair niet mogelijk was is het niet gebeurd. De heer Wilbers wijst op een initiatief in Noord om het in een hele bond voor elkaar te krijgen. De voorzitter scherpt aan, dat er zijns inziens geen meningsverschil bestaat over de oorspronkelijke bedoeling; de vraag richt zich op het verschil in reikwijdte van voorstel en amendement: alleen de bovenste twee divisies van de Bond dan wel voor alle competities. De heer Ridder stelt dat ook spelers ook in overweging kunnen nemen om lid te worden van twee verenigingen en voor één vereniging competitie te spelen. De heer Taconis wijst op de discussie van twee jaar geleden, die tot aanpassing van dit artikel geleid heeft. Destijds is ook overwogen om het door te voeren voor de hele competitie, echter dit heeft het vanwege complexiteit en de onoverzichtelijke situatie die zou ontstaan, niet gehaald. Uit het oogpunt van exclusiviteit is toen besloten de regeling voor de twee hoogste divisies te laten gelden. De heer Huiden informeert in hoeverre er sprake is van gebruik buiten de hoogste divisies en waarom de regeling niet beperkt zou kunnen worden tot de Eerste en Ere Divisie. Zijn indruk is dat de teams in de hoogste divisies geen behoefte hebben aan verregaande combinaties; clubs die op een bepaald niveau net niet aan een team kunnen komen juist wel. Lid worden van twee verenigingen ligt vaak gevoelig en is vaak net een stap te ver. De heer Huisman geeft aan dat de reden was dat destijds aan de Reglementscommissie gevraagd is om de regeling te ontwerpen, dat het mogelijk een manier zou kunnen zijn om de beste spelers in Nederland wat meer te spreiden, hetgeen verklaart dat de regiocompetitie hierin buiten beschouwing is gelaten. De heer Huisman stelt dat voordat overwogen wordt om die kant op te gaan, het raadzaam is om de Reglementscommissie om advies te vragen in de uitwerking alsook of dat in dezelfde geest doorgaat zoals oorspronkelijk bedoeld. De heer Albers geeft als afgevaardigde aan, enthousiast te zijn met het voorstel van de heer Wilbers, omdat ervaren wordt dat bij het invullen van de jeugdcompetitie het heel lastig is om poules vol te krijgen. Tussen verenigingen onderling is vaker voorgesteld om teams met elkaar te combineren, ten einde invulling van de teams te kunnen waarborgen en in die klasse aan de slag te kunnen gaan. De heer Albers stelt dat het achterliggende idee welkom is om daarmee de competitie te kunnen verzwaren. De heer Wilbers wijst naar aanleiding van de reactie van de heer Ridder dat het mogelijk zou zijn om van twee verenigingen lid te worden, op de praktische bezwaren die daaraan kleven. In geval de verenigingen zich bevinden in verschillende regio’s dan is het slechts toegestaan om mee te doen aan de regiokampioenschappen van de regio waarin competitie gespeeld wordt. Ten aanzien van het in het bestuursvoorstel genoemde oneigenlijk gebruik licht de heer Wilbers toe, dat daarmee gedoeld wordt op de fysieke afstand tussen twee verenigingen die een compitiecombinatie hebben gevormd (uit Noord-Brabant en Noord-Holland). In het voorstel is vanuit de achtergrond om een spreiding van het niveau in Nederland te bevorderen, een bepaling opgenomen met een km-afbakening. De voorzitter stelt dat het gaat om twee punten: 1) Oneigenlijk gebruik; 2) De reikwijdte: alleen de bovenste twee divisies van de Bond of voor alle competities. Als eerste wordt gepeild hoe de vergadering aankijkt tegen de denkrichting om de werkingswijze van de combinatieregeling uit te breiden naar alle competitieniveaus. De peiling geeft aan dat een meerderheid voorstander is van uitbreiding van de huidige combinatieregeling naar alle competitieniveaus. Vervolgens wordt gepeild hoe de vergadering aankijkt tegen de inperking van het oneigenlijk gebruik. Daarbij komt vanuit de vergadering de vraag naar voren het begrip ‘oneigenlijk gebruik’ nader toe te lichten. De heer Kortenaar geeft aan dat beperking van de regeling tot de eerste teams niet meer aan de orde is met het amendement om de huidige regeling die vrij onbeperkt is, te kunnen toepassen voor alle competities; de vraag die dan nog resteert is of een beperking in de afstand tussen regio’s waarbinnen de competitiecombinatie zou moeten plaatsvinden zou moeten gelden (binnen de regio of ook daarbuiten). De heer Jongerden stelt dat als er een waardevolle combinatie tot stand gebracht kan worden, afstand niet beperkend en geen belemmering zou moeten zijn. De heer Huisman stelt dat als die beperking er komt, deze ook geldt voor de bondscompetitie. Volgens de heer Huisman wordt er dan op achteruit gegaan. De heer Kortenaar stelt dat de primaire vraag is of een beperking wel / niet gewenst is. De voorzitter komt terug op het begrip ‘oneigenlijk gebruik’. Interpretatie van de voorzitter op het amendement van de heer Wilders is, dat het bezwaar op de bestaande regeling was, dat teams in de gehele bondscompetitie ervan gebruik konden maken. De voorzitter verstaat onder combineren: het combineren van spelers van twee clubs die samen een team vormen. Oneigenlijk gebruik is dat teams omgeswitcht worden c.q. een uitwisseling tussen de ene en de andere klasse. Vraag is of dat soort oneigenlijk gebruik uitgesloten zou moeten worden, of juist toegestaan zou moeten worden. De essentie van combinatieteams is volgens de voorzitter dat spelers uit meerdere clubs / verenigingen samen één team vormen. De vergadering wordt de vraag voorgelegd of zij de mogelijkheid van het uitruilen van teams tussen klassen al dan niet wil beperken tot het combineren van spelers uit meerdere verenigingen in een team of dat zij dit wil open houden. De heer Venekamp vraagt daarbij nadrukkelijk aandacht te besteden aan de toenemende complexiteit van de uitvoering, vooral ook binnen de regiocompetities. De heer Kortenaar adviseert, dat als de voorkeur wordt gegeven aan uitbreiding van de regeling, voorliggende wijzigingsvoorstellen nu niet te accepteren en de bestaande regeling te handhaven, ten einde in de Jaarvergadering van juni a.s. te komen met een nadere uitwerking. De voorzitter stelt vast dat de vergadering niet instemt met de onder 9.3.3 voorgestelde wijziging c.q. instemt met een inperking van het werkingsgebied / handhaving van de bestaande regeling. Ter aanscherping van het uit te werken voorstel wordt in stemming gebracht de wenselijkheid dat in een combinatieteam altijd spelers van meer dan één vereniging deelnemen en dit niet te beperken tot slechts de spelers van één vereniging. Een meerderheid ondersteunt het voorstel dat in combinatieteams spelers van meer dan één vereniging deelnemen. Een uitgewerkt voorstel, waarin verwerkt voornoemde aanscherping, komt terug in de volgende Jaarvergadering waarbij tevens het verzoek is daarin ook de (administratieve) uitvoerbaarheid van de regeling te betrekken. 5.3.4 Wijziging Hoofdstuk V, artikel 1, sub c ‘Uitvoeringsregeling Gerechtigde Speler’ is veranderd in ‘Uitvoeringsregeling Gerechtigde Spelers Bondscompetitie’. De op pagina 7 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.3.5 Wijziging Hoofdstuk V, artikel 3, lid 2 De datum waarop een speler, die in het huidige wedstrijdseizoen vastspeler is van een team in één van de twee hoogste divisies van de Bondscompetitie, uiterlijk in een aangetekende brief aan de LCW moet laten weten dat hij in het daarop volgende seizoen voor een andere vereniging wil uitkomen, is veranderd van 15 juni naar 15 mei. De heer Wilbers informeert naar de reden om deze datum te wijzigen. De heer Van der Hoop geeft in reactie hierop aan dat het puur een operationele aanpassing betreft die beter aansluit op andere data waarop verplichtingen voor verenigingen bestaan. De op pagina 7 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.3.6 Wijziging Hoofdstuk V, artikel 7 Aangepast is dat bij het invallen, de invalranglijst in plaats van de NRB leidend is. Mevrouw Van Opstal wijst op de mail die zij ontvangen heeft van alle afgevaardigden van regio Zuid-West, waarin zij aangeven voorgestelde wijziging op de invalregeling niet te ondersteunen. De heer Wilbers geeft aan eveneens te zijn benaderd door twee verenigingen. Idee van deze nieuwe regeling is te beperken dat goede spelers lager invallen; echter met de nieuwe regeling met invalranglijst blijken dit soort praktijken juist meer voor te komen dan in het verleden. Spelers die lager op de ranglijst staan mogen nu onbeperkt invallen, maar de ranglijst geeft niet altijd de daadwerkelijke sterkte weer. Er zijn voorbeelden, dat op het moment dat grotere clubs op degraderen staan (bijv. in de Derde Divisie), er spelers worden ingezet uit de Eerste Divisie die daar één keer spelen. Er zijn verenigingen waarbij in één competitieteam gedurende de competitie 17 spelers hebben gespeeld. Hoewel het volgens de regels is toegestaan, is de constatering dat er in de praktijk in toenemende mate gebruik van de invalranglijst wordt gemaakt, waardoor de regeling feitelijk zijn doel voorbij is geschoten. De heer Taconis vraagt wat er bedoeld wordt met “invalranglijst”. Daarnaast maakt de heer Taconis bezwaar tegen de behandeling van dit onderwerp in de Bondsvergadering; zijns inziens had discussie hierover op regioniveau moeten plaatsvinden. De heer Van der Hoop licht toe dat voorgestelde aanpassing geen inhoudelijke wijziging betreft, maar slechts een aanpassing van de termen. In reactie op voorgaande discussie geeft de heer Van der Hoop aan, dat dit punt onlangs is besproken in een overleg met de Ere en Eerste Divisie. Er wordt momenteel gewerkt aan het in lijn brengen van de invalranglijst met de sterkte van alle spelers. In betreffend overleg is tevens benadrukt dat elke verandering die wordt aangevoerd, weer nieuwe mazen in het net creëert; er is geen regeling te maken die niet leidt tot ongewenst gebruik. In reactie op de constatering dat het ongewenst gebruik gegroeid zou zijn wordt aangegeven dat verandering in overweging wordt genomen, mits daarvoor harde feiten aangereikt kunnen worden. Tot slot merkt de heer Van der Hoop op dat de regeling betrekking heeft op de Bondscompetitie en het Bondscompetitiereglement; niet op de regiocompetitie (waarop bovendien een andere invalregeling geldt). De heer Huiden informeert wat het loket is voor de gestelde vragen over de invalregeling en voorstellen tot aanpassing. De voorzitter vraagt het daartoe bevoegde orgaan deze actie op te pakken richting de afgevaardigden die dit punt naar voren hebben gebracht. Actie opvoeren De op pagina 8 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.3.7 Wijziging Hoofdstuk VI, artikel 8, lid 1 In de praktijk was het al vanzelfsprekend dat een in de Bondscompetitie uitkomende vereniging een competitiecontactpersoon aanstelt. Het is met deze wijziging ook als plicht vastgelegd in de Bondscompetitiereglement. De heer Van Rijn vraagt met betrekking tot de wijziging van dit artikel, dat als in de Bondscompetitie geen officiële referee beschikbaar is, maar een aangewezen persoon in de vereniging, deze ook dezelfde rechten heeft als de door de bond aangewezen referee. De voorzitter stelt dat dit niet de essentie is van het voorstel zoals dat voorligt. De heer Venekamp licht toe dat de competitiecontactpersoon degene is met wie de bond contact heeft over de uitvoering van de competitie. Vanwege enkele ervaringen is besloten dit explicieter in het Reglement vast te leggen. Volgens de heer Huisman is de competitiecontactpersoon degene die de competitie leidt en zorgt voor het aanschrijven van de verenigingen waartegen gespeeld moet worden. Datgene dat hier volgens de heer Huisman bedoeld wordt is: aanspreekpunt zijn voor de referee. De heer Kortenaar geeft aan dat definitie van competitiecontactpersoon is: een persoon die een vereniging vertegenwoordigt in alle zaken betreffende de competitie. Ofwel aanspreekpunt van de verenigingen naar buiten toe. De competitiefunctionaris is een persoon die door een thuisspelende vereniging is belast met de uitvoering van een bepaalde competitiewedstrijd. Betreffend artikel heeft geen betrekking op de competitiefunctionaris maar op de competitiecontactpersoon. De op pagina 8 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.4 Wijziging Regio competitiereglement 5.4.1 Wijziging Hoofdstuk I, artikel 2, lid 2, 3 en 4 De op pagina 9 en 10 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.4.2 Wijziging Hoofdstuk V, artikel 1 sub c De op pagina 10 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.4.3 Wijziging Hoofdstuk VI, artikel 10, lid 2 en lid 3 De op pagina 10 en 11 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.5 Wijziging Toernooireglement 5.5.1 Wijziging Hoofdstuk I, artikel 3, lid 3 De op pagina 12 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.5.2 Wijziging Hoofdstuk III, artikel 3, lid 1 sub b De op pagina 13 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.5.3 Wijziging Hoofdstuk IV, artikel 1, lid 2 sub d en e, lid 3 sub d De op pagina 13 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.5.4 Wijziging Hoofdstuk VII, artikel 1, lid 1 sub a en b De op pagina 13 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 5.5.5 Wijziging Hoofdstuk XII, artikel 1 en 2 De op pagina 13 en 14 voorgestelde wijzigingen worden met algemene stemmen door de vergadering aangenomen. 6. Aankondiging bestuursverkiezing Het bestuur heeft met de Bondsvergadering afgesproken in voorkomende gevallen tijdig aan te kondigen dat er bestuursverkiezingen aanstaande zijn. Tijdens de Jaarvergadering van 2011 lopen, conform het met de stukken beschikbaar gestelde rooster van aftreden, de termijnen af van de bestuursleden: de heer Ridder, de heer Nollen en de heer Vermaas. De profielen van deze functies zijn bijgevoegd bij de stukken. Het bestuur zal in de aanloop van de Jaarvergadering aankondigen welke personen zich herkiesbaar stellen. De hiervoor geldende procedure is opgenomen in de statuten onder hoofdstuk IV. De heer Van Rijn geeft aan dat bij de verkiezing van het bondsvoorzitterschap drie jaar geleden en het aantreden van de heer Ridder als bondsvoorzitter, het probleem naar voren werd gebracht dat het bondsvoorzitterschap niet zou kunnen samengaan met het coachen van een team op Ere Divisie niveau. In de statuten wordt aangegeven welke functies in de bond onverenigbaar zijn met het voorzitterschap. De heer Van Rijn informeert in hoeverre er in de benoeming van een voorzitter of bestuurslid, uitsluitingen zijn om bepaalde functies tegelijkertijd te bekleden. De heer Ridder verwijst in reactie hierop naar het nog openstaande actiepunt in het kader van Goed Sportbestuur, waarin met elkaar de verenigbaarheid van meerdere functies door één persoon wordt vastgelegd, maar ook hoe met elkaar om te gaan als bestuur, de verantwoordelijkheden en taken. De voorzitter adviseert indien er voor wat betreft de benoeming van bestuursleden functies zijn die elkaar uitsluiten, dit te borgen in de statuten. 7. Rondvraag De heer Caro geeft aan met enige aarzeling te willen refereren aan de diverse mails van de heer Zijlstra die de afgelopen weken onder de afgevaardigden hebben gecirculeerd en de teneur die deze uitstralen. Indruk van de heer Caro is dat dit punt in deze vergadering wat wordt omzeild en ontweken; zijns inziens is het gezien de impact die dit gehad heeft en wellicht nog heeft, niet gepast om het helemaal niet te benoemen. De heer Caro geeft aan dat hij het ten zeerste zou betreuren als de badmintonsport, die hem zeer na aan het hart ligt, met deze kwestie negatief in het nieuws dreigt te komen. De heer Caro geeft aan dat hij hiermee het signaal heeft willen afgeven buitengewoon bezorgd te zijn om datgene dat passeert en pleit ervoor dit in de toekomst vooral beter te doen. De heer Huisman wijst op de a.s. verkiezing van afgevaardigden, alsook de procedure-omschrijving die hiervoor sinds de nieuwe organisatiestructuur is opgenomen. Conform deze procedure dient de kandidaatstelling 10 weken voor de regiovergadering te zijn ingediend, terwijl het in het verleden mogelijk was nog kort voor de verkiezing kandidaten aan te dragen. Zorg van de heer Huisman is dat mogelijk met de stringente procedure, er niet aan het benodigd aantal afgevaardigden wordt gekomen en adviseert meer flexibiliteit hierin te onderzoeken. De heer Ridder deelt deze zorg en neemt dit als actiepunt mee. Actie opvoeren De heer Van Rijn verwijst naar de laatste alinea op pagina 19 van de notulen van de Jaarvergadering van 26 juni 2010. Daarin refereert hij aan een sessie die heeft plaatsgehad tussen verenigingsvoorzitters in oktober 2009 waarin allerlei interessante en waardevolle ideeën zijn geventileerd over het werven en vasthouden van leden, organisatie van activiteiten etc. De heer Van Rijn geeft aan dat een verslag van deze sessie is toegezegd maar hem nog niet heeft bereikt. De heer Venekamp geeft aan dat de resultaten voor de zomer van 2010 zijn gepubliceerd. De heer Venekamp zorgt voor doorzending van het verslag aan de heer Van Rijn. Actie opvoeren De heer Veenstra adviseert de komende Jaarvergadering, waarin veel de nieuwe afgevaardigden zullen aantreden, tijd te reserveren om deze mensen uitleg te geven over de procedures, rolverdeling en verwachtingen. De voorzitter geeft aan deze oproep van harte te ondersteunen. Essentieel is richting de aan te treden afgevaardigden te zorgen voor een goede voorbereiding. De heer Ridder komt terug op het punt dat door de heer Caro naar voren is gebracht en andere zaken die vanuit Noord spelen. Het betreft de rol van de heer Zijlstra in het verkrijgen van financiële middelen voor toernooien. De heer Zijlstra heeft een overeenkomst met het bedrijf Sport Unlimited, dat in opdracht van SBT subsidies bij overheden tracht te regelen. Omdat Badminton Nederland geen afspraak meer heeft met de SBT over het organiseren van toernooien, is de rol van de heer Zijlstra niet meer aan de orde. Het bondsbestuur heeft daartoe een overleg gevoerd met de heer Zijlstra waarin uiteen is gezet hoe het bondsbestuur aankijkt tegenover het verkrijgen van toernooien, in de zin dat zij daar zelf verantwoordelijkheid en het risico voor draagt en op basis van vrijwilligersbijdragen toernooien wil neerzetten in het land. De heer Ridder geeft aan dat dit de feiten zijn. Het bondsbestuur is niet bereid om op dit moment een commerciële vergoeding te geven voor het verkrijgen van subsidies die weer terugvloeien naar een partij. De heer Ridder benadrukt dat het bestuur van Badminton Nederland op dit moment opdrachtgever en woordvoerder is met betrekking tot de verkrijging en uitvoering van internationale toernooien. De heer Ridder staat ter afsluiting aan deze vergadering stil bij het afscheid van de afgevaardigden die niet meer herkiesbaar zijn dan wel zich niet herkiesbaar stellen. Hij vraagt speciale aandacht voor een aantal afgevaardigden dat zich bijzonder lang heeft ingezet voor Badminton Nederland en niet herkiesbaar zijn, te weten de heer Meijerink, de heer Huisman, de heer Van Rijn. De heer Ridder bedankt hen in het bijzonder voor de getoonde inzet in de afgelopen decennia. Ook worden genoemd Mike Pruis, Rik Wilbers, Jurjen Groeneveld, Tamara Jille, Rob Taconis, Matthijs de Moel, Rob Boot, Jeannette van Grinsven, Piet Prins, Wouter van Voorthuijsen en Jos Notterman. Als blijk van dank wordt allen die van hen aanwezig zijn een bloemetje overhandigd.
Besluitenlijst Bondsvergadering 5 februari 2011
- De heren Rosanow, Garnier, Van Dorst en Van der Hoop hebben zich aangemeld voor het stembureau en worden achtereenvolgens met instemming van de vergadering benoemd tot leden van het stembureau.
- De notulen van de Jaarvergadering van 26 juni 2010 worden ongewijzigd onder dankzegging vastgesteld.
- De besluitenlijst naar aanleiding van de Jaarvergadering van 26 juni 2010 wordt met inachtneming van vermelde wijzigingen vastgesteld.
- Conclusies en aanbevelingen onderzoek relatie Badminton Nederland – SBT: het organiseren van een extra bondsvergadering over dit onderwerp vóór juni a.s. in de huidige samenstelling, wordt met totaal 10 stemmen tegen, 10 stemmen voor en 2 onthoudingen, verworpen.
- Het Jaarplan 2011 wordt door de vergadering goedgekeurd.
- Project Recreantenbeleid: de vergadering stemt in met de in de notitie gepresenteerde denkrichting.
- Project Contributiesystematiek: de vergadering stemt in met de denkrichting alsook met de geformuleerde uitgangspunten zoals geformuleerd in de notitie van het project contributiesystematiek.
QR-code voor dit artikel
Duwel en dubbel Strooper / Spaans uitgeschakeld op WJK
Mats Duwel en het mannendubbel Joep Strooper/Casper Spaans zijn uitgeschakeld in de derde ronde op de Wereld Jeugd…
9 oktober 2024
Smashing neemt punt mee uit Den Haag
Afgelopen weekend speelde Smashing uit tegen Drop Shot. De einduitslag is 1-7 voor Drop Shot, maar het team van Smashing heeft…
7 oktober 2024
Duwel, Hoegen en Wang naar tweede ronde enkelspelen op WJK
Op de Wereld Jeugd Kampioenschappen 2024 in het Chinese Nanchang hebben Mats Duwel, Dion Hoegen en Flora Wang de tweede ronde van…
7 oktober 2024
Oranje verliest met een punt verschil van Nieuw-Zeeland op WJK
Nederland heeft op de Wereld Jeugd Kampioenschappen (WJK) 2024 in China een zure nederlaag geleden in de strijd om plek 17.
3 oktober 2024
Meer artikelen over bondsvergadering
- Jaarplan Badminton Nederland AFGEKEURD tijdens Bondsvergadering 18 november 2023 - Badminton Nederland
- Terugblik Jaarvergadering zaterdag 24 juni 2023 - Badminton Nederland
- Terugblik extra online bondsvergadering 17 april 2023 - Badminton Nederland
- Terugblik Bondsvergadering 25 maart 2023 - Badminton Nederland
- Bondsvergadering Badminton Nederland verplaatst naar 25 maart in Den Bosch - Badminton Nederland